Korte geschiedenis van de Friese literatuur
11 December 2019De Friese literatuur kruipt steeds meer uit haar schulp. De Dichter des Vaderlands, Tsead Bruinja, dicht zowel in het Nederlands als in zijn moedertaal, het Fries. Zo maakt hij de Friese poëzie enorm zichtbaar voor een groot publiek. Vorig jaar verscheen een grote bloemlezing van Friese literatuur in Engelse vertaling (Swallows and Floating Horses) en ook op de Frankfurter Buchmesse laten Friese schrijvers en uitgevers zich met steun van het Nederlands Letterenfonds steeds nadrukkelijker gelden. Op belangrijke festivals als Explore the North worden in de meertalige provincie Fryslân steeds meer cross-overs gemaakt met anderstalige literatuur en met theatermakers en muzikanten. En onlangs werd Leeuwarden uitverkoren als UNESCO City of Literature.
Tegelijkertijd is er reden tot zorg. Met de Friestalige poëzie gaat het zeker goed (ook op internationale podia), maar met de kinder- en jeugdliteratuur en met het literaire proza is het al veel minder rooskleurig gesteld. Er is te weinig aanwas van nieuwe schrijvers en er worden steeds minder lezers voor deze boeken gevonden. Ook de literaire kritiek kan wel wat nieuwe gezichten gebruiken (met een scherpere pen) en de academische studie van de letteren in Fryslân is nagenoeg stil komen te liggen. De aanhoudende crisis waarin de Fryske Akademy verkeert, werkt funest. Nergens wordt momenteel nog systematisch wetenschappelijk onderzoek naar Friese literatuur verricht. Dit vak (Frisistiek) is een kwestie geworden van toeval en liefhebberij.
Onder zulke omstandigheden is het dan ook bemoedigend om te zien dat het onderwijs in Fryslân er alles aan wil doen om leerlingen die Fries als eindexamenvak hebben gekozen, beter literatuuronderwijs te kunnen geven. In dat kader heeft Joke Corporaal, zij promoveerde tien jaar geleden op een biografie over schrijver en criticus Anne Wadman, opdracht gekregen een boekje te schrijven ‘voor iedereen die meer wil weten over Friese literatuur, voor leerlingen en studenten met en interesse in de Friese taal en literatuur’.
Uitgangspunt bij het verstrekken van deze opdracht was dat de literatuurgeschiedenis ‘Zolang de wind van de wolken waait’ uit 2006, met zijn bijna 400 rijk geïllustreerde pagina’s, te omvangrijk werd bevonden voor dit doel. ‘Zolang de boom bloeit’ is kortom een ‘compacte, alternatieve versie’ van dat boek geworden. Van 800 tot heden.
In zeven korte hoofdstukken en in 37 vensters wordt nu opnieuw het héle verhaal van de Friese letterkunde verteld. Maar dan in uiterst beknopte teksten. Tegelijkertijd is een website verschenen met aanvullende informatie en opdrachten voor het onderwijs. Wie naar deze site fryskeliteratuerskiednis.frl gaat, zal overigens zien dat dit nog altijd een ‘work-in-progress’ is. De website is verre van volledig ‘geladen’.
Of dit alles nu goed of slecht gedaan is? Ik denk dat het allemaal wel redelijk in orde is, wat in het boekje staat opgeschreven. Bovendien werd de auteur bijgestaan door een groep zaakkundige redacteuren die ook de onderwerpen die in de verschillende hoofdstukken en vensterteksten worden behandeld, heeft vastgesteld. Met Babs Gezelle Meerburg, Goffe Jensma, Teake Oppewal en Ans Wallinga aan haar zijde kon Joke Corporaal kortom weinig overkomen. Al kan ik me voorstellen dat de opdracht en deze strenge begeleiding allicht ook als een keurslijf heeft gefunctioneerd voor de auteur.
Zo ultrakort schrijven vereist nu eenmaal dat je keuzes moet maken en al naar gelang je eigen smaak of literatuuropvattingen kun je daar meer of minder tevreden over zijn. Joke Corporaal merkt daar zelf over op: ‘dit boek kan niet recht doen aan alle schrijvers die actief zijn geweest of dat nog zijn in de Friese literatuur. De tendens naar meertaligheid levert misschien meer kansen op voor de Friese literatuur, maar ook nieuwe bedreigingen. Meertalig betekent in de praktijk immers al gauw: minder Fries. Welke positie ze ook innemen in het debat dat hierover wordt gevoerd, op de schrijver van dit boek heeft de enorme gedrevenheid van Friese schrijvers de meeste indruk gemaakt’.
Misschien zit in dit zinnetje al iets verscholen van de gevoelens van verwondering die me bij de lectuur van dit boekje bekropen. Ik ben niet zozeer op zoek naar ‘gedrevenheid’ van schrijvers, als naar hun ‘literariteit’. En ik heb in deze literatuurgeschiedenis nauwelijks een splinter poëzie of een overdonderende alinea literair proza kunnen vinden. Er is zo gewoekerd met de beperkte ruimte in de (overigens fraai vormgeven) uitgave, dat de literatuur zelf nagenoeg vergeten is. Het is een verhaal in grote lijnen, over stromingen, over auteurs, over anekdotes. Maar niet over literaire teksten. Mede daardoor is het een verhaal geworden over de hoofden van de leerlingen heen: wat moeten die in hemelsnaam aanvangen met al die namen van schrijvers, boektitels, tijdschrifttitels en jaartallen? Is dit dé manier om ons literaire verleden dichterbij te brengen? Is dit wat ‘iedereen die meer wil weten over Friese literatuur’ wil lezen?
Dit jaar werden we opgeschrikt door alarmerende cijfers over het geringe aantal eerstejaars studenten Nederlands in Nederland. Zelf denk ik dat de wijze waarop het vak Nederlands op scholen wordt gegeven daar zeker een rol in speelt. Het is een ietwat saai vak geworden, waarbij de literatuur nog nauwelijks aandacht krijgt. Een gymnasium leerling hoeft voor het vak Nederlands slechts een paar boeken te lezen. Ik vrees, als ik ‘Zolang de boom bloeit’ doorneem, dat het met Friese literatuuronderwijs niet veel beter gesteld is. En ik stel me in toenemende mate de vraag of literatuuronderwijs misschien maar bij de talen weggehaald moet worden en onderdeel moet worden van cultuureducatie. Daar (maar bijvoorbeeld ook in musea) wordt in elk geval kritischer nagedacht over de vraag hoe we verhalen over het verleden naar het nu kunnen transponeren. Hoe geschiedenis ‘beleefbaar’ gemaakt kan worden voor leerlingen en andere belangstellenden.
‘Zolang de boom bloeit’ is een keurig boekje geworden (ik ga hier niet als een boekhouder oneffenheden registreren), dat evenwel bezwijkt onder het verlangen om toch vooral maar het héle verhaal over de Friese letteren te vertellen. Als de redactie veel scherpere keuzes had gemaakt in de enorme hoeveelheid materiaal die voorhanden is, bijvoorbeeld zoals M.A. Schenkeveld-van der Dussen deed in Nederlandse Literatuur, en geschiedenis (1993), had Joke Corporaal de gelegenheid gekregen veel uitnodigender te schrijven over dat fascinerende fenomeen, de ontwikkeling van Friese literatuur in een meertalige omgeving. Ze had het verleden denk ik machtiger kunnen reanimeren. Gecombineerd met een website die leerlingen en andere gebruikers uitnodigt om daadwerkelijk (inter)actief met die literatuur en haar belangrijkste thema’s aan de slag te gaan.
Joke Corporaal, Zolang de boom bloeit. Korte literatuurgeschiedenis van de Friese literatuur. 800 – heden. Bornmer/Tresoar, Gorredijk/Leeuwarden 2018. Verscheen in het Nederlands, Fries, Duits en Engels.