Paul Méral
8 March 2021Hij werd in 1895 geboren als Herman de Guchtenaere, zoon van een katholieke volksvertegenwoordiger in Gent. Hij stierf als de schrijver Paul Méral, in een ziekenhuis in Brussel, vermoedelijk aan de gevolgen van een ernstige levercirrose. Volgens zijn biograaf Manu van der Aa liet Paul Méral zich in zijn laatste, eenzame levensdagen nog graag wat poëzie voorlezen. Van renaissancedichter Joachim du Bellay bijvoorbeeld, wiens gedicht ‘La complainte du désespéré aldus eindigt:
Il est temps de faire épreuve,
Si après la mort on treuve
La fin de tant malheurs
Inderdaad, met zijn dood kwam er wellicht een verlossend einde aan een intens en moeilijk leven, dat vooral kleur heeft gekregen door talloze affaires met vrouwen, list en bedrog, een hardnekkige gokverslaving en een krankzinnig drankprobleem. Paul Méral werd slechts 51 jaar oud en was bij zijn dood al nagenoeg vergeten. De kranten en collega-schrijvers stonden dan ook slechts mondjesmaat stil bij zijn overlijden.
De carrière van De Guchtenaere/Méral was nochtans veelbelovend begonnen. Al tijdens zijn studie koos hij Frans als zijn geliefde taal en hij schreef reeds op jonge leeftijd toneel, poëzie en proza. Zo trachtte hij zich, althans op intellectueel vlak, te ontworstelen aan zijn katholieke roots en aan de benauwende liefde van zijn moeder.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij, als zovele Vlamingen, voor enige tijd naar het Verenigd Koninkrijk. Hij kwam in 1914 terecht bij de adellijke familie Ardwell in Edinburgh en presenteerde zichzelf, hij was bepaald niet gestikt in zijn eerste leugen, als schrijver. Hij vervult vervolgens vanaf medio 1915 enige tijd zijn dienstplicht in Frankrijk, komt niet het minst in de buurt van het IJzerfront, maar wordt toch al snel – wegens psychische problemen – ongeschikt bevonden voor gewapende dienst.
En dan, op 28 juli 1916, valt het geluk eindelijk zijn kant op. Hij viert die dag zijn 21e verjaardag met een lunch in een hotel in Dinard en ontmoet daar de mondaine Lady Rothermere. Zij is getrouwd met een van de machtigste mannen van het Verenigd Koninkrijk, maar trekt – in stijl – geheel haar eigen plan in het leven. Ze was twee keer zo oud als ‘Herman’, maar het onvermijdelijke gebeurde en hun relatie zou tot ongeveer 1921 duren. André Gide vereeuwigde het stel in de roman Les Faux-monnayeurs(1925). Maar voor de literatuurgeschiedenis van de Franstalige Belgische literatuur is het belangrijk om de uiterst vermogende Lady Rothermore hier te noemen, omdat zij ervoor zorgde dat Herman de Guchtenaere in 1917 eerst kon debuteren onder de naam Jean Sédine (Oeuvres complètes) en datzelfde jaar onder de naam Paul Méral met de prachtige uitgave Le livre des récitatifs. Het is de grote verdienste van Manu van der Aa dat hij dat boek van Jean Sédine aan Herman de Guchtenaere/Paul Méral kon toeschrijven. Tot op heden was dit feit, twee debuten in hetzelfde jaar, volkomen onbekend gebleven.
Deze publicaties én de vernieuwende teksten die Méral schreef voor het krankzinnige theaterspektakel Le dit des jeux du monde dat december 1918 in Parijs werd opgevoerd, vestigden zijn naam als beloftevol schrijver in Europese literaire kringen. Dat beroemdheden als Pablo Picasso, Maurice Ravel, Jean Cocteau en Fernand Léger in december 1918 ook in de zaal in Parijs zaten, zal daar niet licht aan hebben bijgedragen. Jan Greshoff herinnerde zich Méral als volgt:
‘met een onmiskenbaar talent gezegend, in hoge mate scherpzinnig, maar zonder enig gewetensbezwaar op welk gebied ook; dichter, avonturier, dandy, politiek konkelaar, makelaar in onbetamelijke zaken, visser in troebele wateren, gigolo, man van de wereld, landloper, maar altijd, ook in de duistere tijdperken van zijn bestaan, geestig, vindingrijk en praatziek.’
En daarna, wat dat betreft leest deze biografie als een droevig sprookje, ging het eigenlijk alleen maar bergafwaarts. Méral heeft wel meer geschreven, zijn werk moet in de marge van de avant-gardeliteratuur van begin twintigste eeuw gesitueerd worden, maar dat verscheen verspreid over allerlei tijdschriften en circuleerde met name in handschrift of typoscript onder vrienden. Paul Méral heeft zijn onmiskenbare talent verzopen en verspeeld. Zijn zucht naar avontuur, drankmisbruik, goklust en een turbulent liefdesleven hebben ervoor gezorgd dat de hooggespannen verwachtingen nooit werden waargemaakt. Na zijn dood verschenen slechts enkele gedichten van zijn hand in de bloemlezing Poètes Français de Belgique en de bekende Franstalige Belgische schrijver Frans Hellens (1881-1972) maakte in 1949 nog een bloemlezing uit zijn werk: Fragments et Poèmes Choisis. Dat was het dan.
En toch, Manu van der Aa constateert aan het einde van zijn biografie, enigszins opgelucht denk ik, dat in deze laatste bloemlezing teksten voorkomen die Mérals werkelijke talent tonen. Misschien moeten een paar van die verhalen toch nog maar eens herdrukt worden? In elk geval is Van der Aa, die verdraaid weinig materiaal had om mee te werken want alles is verdwenen of vernietigd, erin geslaagd Paul Méral weer even tot leven te wekken, door haarfijn speurwerk te koppelen aan een vernuftige verteltrant. Ik moest bij dit boek eigenlijk denken aan een pointillistisch schilderij: uit een ogenschijnlijke wirwar van een gering aantal gekleurde streepjes en stipjes, doemt bij voldoende afstand toch een waar genie én een charlatan op.
Bedelen bij Picasso. Paul Méral, genie en charlatan
Manu van der Aa
Uitgeverij Vrijdag
ISBN 978 94 6001 900 5
Verschenen in september 2020