Johan Polak de alchemist
19 December 2012Verrassend veel schrijvers, en naar nu blijkt ook uitgevers, hebben belangstelling voor scheikunde en alchemie. Elias Canetti is wellicht het bekendste voorbeeld. Maar we hoeven zover niet te zoeken. De dichter Hans Lodeizen werkte enige tijd als laborant en De avonturen van Bram Vingerling inspireerden Harry Mulisch voor de oorlog al tot het doen van chemische experimenten op zijn jongenskamer in Heemstede. Uitgeefster Angèle Manteau studeerde eind jaren twintig enige tijd scheikunde in Brussel en had de ambitie om in een laboratorium te gaan werken. En nu schrijft Koen Hilberdink in zijn korte literair-historische essay Boekenmanie, over de geboorte van Johan Polak als uitgever, dat die in het vooroorlogse Amsterdam Zuid op zijn jongenskamer een hele stellage had gemaakt van laboratoriumflesjes en kolven. Hij liet het bouwsel nagenoeg onaangeroerd en bewonderde de schoonheid ervan slechts op afstand.
Bij Manteau, die in de jaren zestig enige tijd het fonds van Polak in België vertegenwoordigde maar later enorm in onmin met hem raakte, is uiteraard een link te leggen tussen haar liefde voor scheikunde en haar bewondering voor het magisch realisme van Johan Daisne en wellicht ook dat van Hubert Lampo. Bij Mulisch en Polak lijkt het echter om meer te gaan. Want vertelde Mulisch immers niet dat zijn interesse eigenlijk meer uitging naar alchemie dan chemie? ‘In de alchemie zoekt men naar de steen der wijzen. […] De alchemist is iemand die probeert lood te veranderen in goud. Maar in feite gaat het hem daar niet om. Het gaat hem erom zijn ziel in goud te veranderen. […] Die hele structuur van iemand die daar op tafel iets doet, terwijl hij in werkelijkheid aan zijn ziel werkt, aan zichzelf, dat vond ik een mooi beeld voor het schrijven – überhaupt voor het maken van ieder kunstwerk.’ Johan Polak, uitgever van diverse werken van o.a. Harry Mulisch en Elias Canetti, latinist en met name ook bibliofiel, zal zeker ook gegrepen zijn door het verhaal over de alchemist die lood in goud wilde doen veranderen. Zijn bibliotheek omvatte private press-juweeltjes, waaronder Zilverdistels, Palladiumdeeltjes, veel van Alexander Stols, maar ook 49 uitgaven van de belangrijke Venetiaanse drukker Aldus Manutius en vier incunabelen. En was hij als uitgever in zekere zin ook geen alchemist, die middels loden drukletters de meest indrukwekkende boekwerken het licht heeft doen zien? Hij heeft ons in elk geval een onwaarschijnlijke reeks prachtboeken van de klassieke literatuur en de Nederlandse (vooroorlogse) klassieken nagelaten. Na zijn dood op 25 mei 1992 haalde uitgever Ivo Gay (Ambo) instemmend deze woorden van Horatius aan: ‘Exegi monumentum aere perennius’. (‘Voltooid heb ik een monument, duurzamer dan brons’.)
In zekere zin sluit Koen Hilberdink aan bij deze typering als hij aan het eind van zijn kleine studie concludeert dat Polak een fonds zonder weerga wist op te bouwen met ‘literaire werken van vóór de Holocaust, met een groot aandeel van joodse en homoseksuele schrijvers. Het zou zijn verdienste zijn hun werk in prachtige banden te publiceren, want net als met de chemische stellage uit zijn jeugd wilde hij met de uitgaven kunnen pronken’.
Dat ik deze studie als ‘klein’ bestempel heeft vooral te maken met het feit dat veel uit Boekenmanie al bekend verondersteld mocht worden, zeker voor lezers van De Parelduiker en van het boekje Zeerovers. Uitgeverij en boekhandel Van Gennep (2009). Ik kan haast niet wachten op de grote biografie die Koen Hilberdink in voorbereiding heeft.