Oh Boy

12 June 2013

Oh Boy‘Bloomsday’, doemde ineens op in mijn hoofd toen ik de film Oh Boy van regisseur Jan Ole Gerster zag. Omdat we in deze film een dag uit het leven volgen, in zwartwit, van de in Berlijn wonende, studentikoze drop-out Niko.

Alles wat Niko aanpakt lijkt hem – op een wat onhandige wijze – uit handen te vallen. De ene grappige scene volgt op het andere absurdistische voorval en in hoog tempo verliest Niko zijn vriendin, zijn rijbewijs en uiteindelijk ook de financiële ruimte die zijn vader al die jaren heeft geboden. Nog geen kop koffie kan hij bestellen, laat staan betalen. (De rol die koffiedrinken in de film speelt, verwijst lijkt me naar Coffee and Cigarettes van Jim Jarmusch, een regisseur die sowieso nooit ver weg is in deze Duitse rolprent.) En in zijn nieuwe woonruimte laat hij – lamlendig – de verhuisdozen ingepakt staan.

De student, ex in dit en ex in dat, krijgt steeds meer wat van de aan Charlie Chaplin refererende ‘tramp’. Hij zwalkt door Berlijn en komt in steeds vreemdere en bijzondere situaties terecht. Bijvoorbeeld een filmset waar hij een vuurtje krijgt van een Duitse soldaat en een concentratiekampgevangene die samen een sigaretje roken terwijl ze wachten tot ze de volgende scene kunnen spelen in een film over een onmogelijke oorlogsliefde tussen een joods meisje en een Duitse soldaat.

Natuurlijk krijgt Niko voortdurend klop en krijgt zijn bestaan al maar hopelozer contouren. Dat aspect, in combinatie met de lekkere, kalme jazz die de soundtrack van deze film vormt, doet je beseffen dat behalve Chaplin ook Woody Allen zijn invloed heeft laten gelden. Al is Jan Ole Gerster minder venijnig en minder neurotisch in zijn dialogen dan de jonge Woody Allen die met name in de jaren zeventig en tachtig in New York ronddoolde. Grappig detail: ook regisseur Gerster liep jarenlang als grote belofte rond in Berlijn, zonder ook maar een meter film te hebben geschoten.

Het is met name tijdens een nachtelijke, in alcohol verzopen ontmoeting met een oude man, die voor een omslag in het leven van Niko lijkt te zorgen. Deze man is opgegroeid in Berlijn, heeft de Kristallnacht meegemaakt en heeft daarna uit schaamte de stad verlaten om er nooit meer terug te keren. Maar blijkbaar is er ook nu geen plaats voor hem in deze stad. Zodra hij namelijk het café verlaten heeft, zakt hij op straat in elkaar en overlijdt enkele uren later in het ziekenhuis. Niko is al die tijd bij hem gebleven, al weet hij niet eens hoe de man heet. Het ‘toen’ heeft geen naam terwijl het ‘nu’ hem steeds meer overweldigt.

Toch realiseert Niko zich dat het anders moet. Hij moet niet langer vluchten want dan zal hij nooit ‘thuis’ komen. De bevestiging dat er die nacht wat veranderd is in zijn leven, krijgen we de volgende ochtend, als het hem voor het eerst in 24 uur slaagt om een kopje koffie te bestellen en dat rustig op te drinken.

Komend weekend, 16 juny, is het Bloomsday. Die dag worden zowel het leven van schrijver James Joyce als zijn boek Ulysses (1922) herdacht. Dat boek beschrijft – en detail – een dag uit het leven van Leopold Bloom: 16 juni 1904. ’s Ochtend vroeg verlaat Bloom zijn huis, verricht wat werkzaamheden, giet naar een begrafenis en raakt de hele dag door betroken bij tal van conversaties. Naar huis wil hij eigenlijk niet. Het gaat misschien wat ver om Niko te vergelijken met Leopold Bloom, maar toch heeft Niko wel wat van een Odysseus die na lange omzwervingen toch thuis lijkt te komen. Ik zou het einde van de film in elk geval graag positief willen ‘lezen’.

Zie hier voor de trailer.