Nieuw academisch elan
8 October 2013Vorige week zat ik in de Martinikerk in Franeker. Daar vond een bijzondere plechtigheid plaats omdat Kees Kuiken voornemens was te promoveren op zijn onderzoek naar de geschiedenis van het Bildt. Het zal weinigen verrassen dat hij zijn verdediging met verve heeft volbracht. Toch wilde het maar geen groots evenement worden. Het cortege was misschien wat klein, de kerk wat groot en het publiek minder talrijk dan gehoopt. Maar er was wellicht meer aan de hand.
Dergelijke dagen horen niet alleen hoogtijdagen te zijn in het leven van een promovendus, het is een belangrijk moment voor de wetenschap. De degens zijn gekruist, de argumenten over en weer uitgewisseld en dan moet gevierd worden dat er opnieuw een wetenschappelijk verslag van hoog niveau is geschreven. Daar hoort in mijn beleving de kring van wetenschappelijke onderzoekers in deze Friese gemeenschap omheen te staan. Maar waren de heren en dames van de Fryske Akademy, waar waren de hoogleraren, lectoren, doctoren en promovendi van de RUG, UCF of de NHL?
Nu hoor ik u onmiddellijk tegenwerpen dat zulks toeval kan zijn of dat bij een ander onderwerp of een andere promovendus de kerk voller zou hebben gezeten. En promoties zijn helaas, anders dan vroeger, niet meer zulke bijzondere gebeurtenissen. Dat mag allemaal zo zijn, maar ik meen dat het echte probleem nog een vadem dieper ligt. Franeker heeft mijns inziens nauwelijks of geen academische aantrekkingskracht meer omdat de praktijk van het academische onderzoek in Friesland te veel als los zand aan elkaar hangt, te weinig aanzien heeft en te ver van actuele maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen is komen te staan.
Het is in die zin ook zorgelijk (anderzijds weer lovenswaardig) dat een instelling als de Ottema Kingma Stichting een groot boek over Fries zilver laat voorbereiden. Of dat de Nieuwe Encyclopedie van Fryslân niet onder auspiciën van de FA maar van een niet-academische instelling als Tresoar wordt voorbereid. (Overigens gaat dat Tresoar bijzonder goed af.)
Jarenlang lag het monopolie van wetenschappelijk onderzoek bij de Fryske Akademy, maar die concurrentiepositie raakte men kwijt na de komst van de vier hogescholen. Zeker als het gaat om de vakgebieden die traditioneel niet tot de directe Frisistiek behoorden. De Fryske Akademy staat er – wetenschappelijk gesproken – helaas zwakker voor dan ooit. De leegloop daar van de afgelopen jaren zal een ieder droevig stemmen. Mij als pasbenoemd en trots lid van de FA zeker.
Mijns inziens zou een flinke reorganisatie van het academische veld in Fryslân en omstreken wenselijk zijn. Dat kan door in de allereerste plaats goed na te denken over de vraag wat de verhouding tussen de FA en de hogescholen moet zijn. De FA, de UCF, de RUG en de hogescholen zouden de koppen bijelkaar moeten steken, over hun eigen schaduw heen durven stappen en tot een virtuele Friese Academie voor Wetenschappen komen. Daar hoeven geen vaste faculteiten of vakgroepen in onderscheiden te worden. Een eenvoudige zetel van de Academie in het vermaarde Coulonhuis, vanwaaruit onderzoek wordt aangestuurd en gelden voor vervolgonderzoek geworven worden, is voldoende. Bij de onderwijsinstellingen zelf en bij de culturele instituten in met name Leeuwarden kan het onderzoek uitgevoerd worden.
Kees Kuiken, die vorige week voor de tweede maal promoveerde, heeft moeten beloven dat hij dat niet meer een derde keer zal doen. Maar laten we hopen dat over een jaar of wat in Franeker de kerk vol zit met geleerden die vieren dat een promovendus van de Friese Academie van Wetenschappen met succes een fraai woordenboek heeft voltooid, een monografie over Alma Tadema, een onthullende biografie over Douwe Kalma of dat iemand bewijst dat we voordeliger energie kunnen opwekken met in- en uitstromend water bij de Afsluitdijk dan met windmolens.
Hora finita.
Ook verschenen op www.demoanne.nl